{{ activeMainItem }}

Sluiten

Geschiedenis Kruisherenhotel Maastricht

Geschiedenis Kruisherenhotel Maastricht

De historie van het Kruisherenhotel gaat terug naar de 15de eeuw. Het het voormalige klooster is gesticht door de orde van de Kruisheren.

Het Kruisherenklooster is gebouwd voor de Orde van het Heilig Kruis (later Kruisheren), deze waren in 1438 naar Maastricht gekomen. De grond waar het complex op gebouwd is, was enkele jaren daarvoor geschonken door de Maastrichtse patriciër Egidius van Elderen aan de Orde met als voorwaarde hier een klooster te stichten. In 1440 startte men met de bouw, het koor van de kerk was in 1459 klaar en het verdere kloostercomplex werd in de decennia daarna verder uitgebreid. De huidige gebouwen zouden omstreeks 1520 voltooid zijn.
De orde van de Kruisheren hadden een groot aanzien bij de Maastrichtse bevolking. Van oudsher schreven, kopieerden en bonden zij boeken in, maar later hielpen zij andere Maastrichtse kloostergemeenschappen en verzorgden zij de armen en zieken. Tijdens de Franse Revolutie toen het klooster als munitiedepot en kazerne diende zijn in 1797 de Kruisheren definitief uit hun klooster verjaagd.

Aan het einde van de 19de eeuw werd het klooster in opdracht van Jonkheer Victor de Stuers samen met architect Cuypers grondig gerestaureerd. De kerk volgde in 1905. Na een grondige opknapbeurt werd het gebruikt als Rijkslandbouwproefstation. Zij zouden het complex geleidelijk in zijn geheel in beslag gaan nemen. In 1979 verlieten zij het klooster, vanaf deze tijd verpauperden de gebouwen snel omdat ze leeg lagen. Tijdens de restauratie van de Sint Servaasbasiliek heeft de Kruisherenkerk van 1983 tot 1993 een tijdelijk parochiële functie gehad.

Camille Oostwegel nam eind 2000 het initiatief deze bijzondere gebouwen van de ondergang te redden. Een grondige restauratie werd geïnitieerd en het gebouw omgetoverd tot een luxueus en eigentijds designhotel, met respect voor het verleden. Het hotel werd in 2005 geopend.

In mei 2017 werd een nieuwe hoofdstuk aan de geschiedenis van het Kruisherenhotel Maastricht toegevoegd. Als eerste hotel in Limburg ontving het hotel haar vijfde hotelster en won het de ‘Dutch Hotel Award 2017’.

Bezoek Kruisherenhotel Maastricht

Geschiedenis Kruisherenklooster

  • Geschiedenis Kruisherenklooster

    Het Kruisherenklooster is een voormalig klooster van kruisheren (of kruisbroeders) in het centrum van de stad Maastricht. Het kloostercomplex aan De Kommel bestaat uit een kloosterkerk en vier kloostervleugels rondom een pandhof. Het Kruisherenklooster is een van de weinige, volledig bewaard gebleven gotische kloosters in Nederland. Het uit de 15e en begin 16e eeuw daterende mergelstenen complex werd in 1966 aangewezen als rijksmonument. Sinds 2005 is in het klooster een hotel gevestigd, het Kruisherenhotel Maastricht. Het vrijwel compleet bewaard gebleven kloosterarchief is uniek in Nederland en België en van groot belang voor de geschiedenis van Maastricht.

  • Kloosterstichting

    De Orde van het Heilig Kruis vond zijn oorsprong omstreeks 1210 in een kloosterstichting in Hoei. Initiatiefnemer was de Luikse kanunnik en kruisvaarder Theodorus van Celles. In 1248 werd de orde door de paus erkend. Aanvankelijk breidde de orde zich vooral in Frankrijk en Engeland uit.

    In de 14e eeuw trad er bij de kruisbroeders verslapping op in de kloostertucht. In 1410 verplichtte de nieuwe magister-generaal van de orde, Libertus van Bommel, de priors van alle kloosters om jaarlijks het generaal kapittel in Hoei bij te wonen. De priors van de kruisherenkloosters in het Maasland en noordelijker gelegen streken overnachtten, op weg naar Hoei, regelmatig in Maastrichtse kloosters of kanunnikenhuizen. In 1433 bleek dit een probleem, omdat in dat jaar een heiligdomsvaart plaatsvond en er geen slaapplaatsen meer vrij waren. Een particulier, Gillis van Elderen, bood toen enkele huizen aan de Kommel aan als logiesgelegenheid. Drie jaar later schonk hij de vijf huizen met bijbehorende erven plus een flink geldbedrag aan de kruisbroeders, om er een klooster te stichten.

    Aanvankelijk moest genoegen worden genomen met de geschonken huizen als huisvesting voor de broeders en een noodkerkje voor het koorgebed. Een jaar na de kloosterstichting werd de Broederschap van het Heilig Kruis opgericht. Voor zover bekend was dit de op één na oudste religieuze lekenvereniging in Maastricht.

    De stichting van het Kruisherenklooster in Maastricht in 1438 paste binnen een golf van kloosterstichtingen binnen de orde in de 15e eeuw. Het klooster te Venlo fungeerde bij een aantal van deze stichtingen, ook in Maastricht, als moederklooster.

  • Bouwgeschiedenis Kruisherenklooster

    In 1440 werd de eerste steen gelegd voor de kloosterkerk. De bouwmeesters waren Petrus Toom en Johannes van Haeren. Het koor was in 1459 voltooid, maar het werd pas in 1470 gewijd. In 1462 en 1480 werd de klokkentoren (waarschijnlijk een dakruiter) vernield door storm en blikseminslag, en werd daarna vervangen door een kleinere dakruiter. Na een lange bouwstop ging men in 1501, tijdens het prioraat van Walter Beckers van Herentals, verder met de bouw van het schip en de zijbeuken, een project dat in 1509 kon worden afgerond.

    Pas in 1480-1481 kwam de eerste kloostervleugel tot stand, de oostvleugel aan de kant van de Kommel. Hierin werden onder andere de sacristie, de kapittelzaal en de (voorlopige) refter ondergebracht. In 1495 begon de bouw van de westvleugel (aan de huidige Kruisherengang). De benedenverdieping met de nieuwe refter was rond 1500 voltooid; de bovenverdieping met de kloostercellen omstreeks 1520. De oude refter in de oostvleugel werd daarna verbouwd tot gasthuis, bibliotheek en woning van de prior. De zuidvleugel kwam als laatste tot stand. Op deze plaats waren aanvankelijk de brouwerij en het bakhuis gevestigd, die in 1460 bij een hevige brand in de as werden gelegd. Onder het prioraat van Mathias Mijnecom (1517-1527) werd dit deel opnieuw opgetrokken in een stijl passend bij de andere vleugels. Vanaf circa 1520 hadden kerk en klooster hun huidige omvang en aanzien.

  • Kloosterleven

    De Maastrichtse kruisheren – tot de 18e eeuw spreekt men meestal van kruisbroeders – waren in 1438 begonnen met vier paters, maar al gauw werden dat er meer. In 1483 waren dat er tweeëntwintig. Daarmee behoorde het Maastrichtse klooster omstreeks 1500 tot de grotere van de orde. De kruisheren waren reguliere kanunniken, die in gemeenschap leefden volgens de Regel van Augustinus. Naast het koorgebed in de eigen kerk, was een van hun taken het lezen van missen in parochiekerken en tertiarissenkloosters elders in de stad.

    Maastrichtse kruisheren in de 15e en 16e eeuw bekend vanwege het kopiëren, verluchten en inbinden van handschriften, later ook het drukken van boeken. Verdere inkomsten werden verkregen door het bieden van onderdak (bemiddelde ouden van dagen konden zich in het klooster inkopen), het verplegen van zieken tijdens pestepidemieën (zoals in 1529 en 1579) en het aanbieden van grafrechten in de kerk (meestal in combinatie met misstipendia). Daarnaast hadden de kruisheren aanzienlijke inkomsten uit onroerend goed.

    De Broederschap van het Heilig Kruis schijnt tot 1579 te hebben bestaan; daarna wordt er niets meer van vernomen.

  • Achteruitgang

    Door de relatieve hoge ligging aan de westzijde van de stad, ondervond het klooster regelmatig schade tijdens belegeringen, zoals bij het beleg door de Spanjaarden (1579). Bijna alle kloosterlingen kwamen bij de inname van de stad of tijdens de daarop volgende pestepidemie om het leven. Het klooster was een tijdlang vrijwel onbewoonbaar. Pas in 1581 kon de nieuwe prior, Hubertus van Stavelot, beginnen met het herstel, na een deel van de kloosterbezittingen te hebben verkocht. Het kerkgewelf moest deels worden vernieuwd. De boeken had men tijdig in veiligheid weten te brengen in Aken, vanwaar ze in 1582 terugkeerden. Het klooster kende daarna niet meer de bloei die het in de eeuw daarvoor had meegemaakt. Waren er voor het beleg vijfentwintig of meer kloosterlingen, in 1615 waren dat er nog slechts negen en in de eeuwen daarna werden het er nooit meer dan vijftien.

    Tijdens de belegeringen door de Staatsen (1632) en de Fransen (1673) kreeg het klooster het opnieuw zwaar te verduren. Na laatstgenoemde inname schonk Lodewijk XIV van Frankrijk 2100 gulden om het klooster te herstellen. Na het vertrek van de Fransen in 1678 had het klooster regelmatig last van de verplichte inkwartiering van soldaten van het Maastrichtse garnizoen.

    In de 18e eeuw nam de wereldse invloed in het klooster toe, wat onder meer tot uiting kwam in de kleding en het dragen van pruiken. Net als elders was de invloed van de Maastrichtse kruisheren op het geestelijk klimaat in hun stad gering. Aan het einde van de 18e eeuw ging het slecht met de orde. Verschillende kloosters werden door gebrek aan kloosterlingen opgeheven. Van 1760 tot 1796 werden in het Maastrichtse klooster slechts tien priesters gewijd.

  • Opheffing klooster; militaire bestemming

    Het beleg door de Franse generaal Kléber van 1794 en de daaruit voortvloeiende inlijving van Maastricht bij de Eerste Franse Republiek luidde het einde van de kloosters in. Eind 1796 werd ook het Kruisherenklooster door de Franse overheid opgeheven. De tien kloosterlingen (acht paters en twee broeders) moesten binnen een jaar vertrekken. Zij die als priester werkzaam wilden blijven moesten de eed van haat afleggen. Zes kruisheren werden veroordeeld tot deportatie naar de strafkolonie Cayenne: één vluchtte naar Duitsland, een ander werd ziek tijdens de overtocht en mocht naar huis, weer anderen werden van vervolging ontslagen door tussenkomst van de Fransgezinde advocaat Charles Roemers.

    De kloostergebouwen kregen een militaire bestemming, eerst als munitiemagazijn, daarna als kazerne. Dat bleef zo na het vertrek van de Fransen in 1814, toen de gebouwen aan de stad Maastricht werden overgedragen ten behoeve van het garnizoen. Ze deden onder andere dienst als kledingmagazijn, garnizoensbakkerij en militaire woningen. Toen de gemeente toestond dat er een kliniek voor choleralijders kwam, werd ze op de vingers getikt door het Rijk, dat deze functie niet in overeenstemming vond met de militaire bestemming.

  • Rijkslandbouwproefstation; andere bestemmingen

    Eind 19e eeuw trok Victor de Stuers zich het lot van het vervallen klooster aan. Hij was het die zorgde voor een nieuwe bestemming en herstel van de gebouwen. Vanaf 1897 betrok het Rijkslandbouwproefstation de kloostervleugels, die in de jaren daarna werden gerestaureerd en heringericht door rijksbouwmeester Van Lokhorst. Bij die restauratie stortte in 1906 een deel van de oostvleugel in. De kloosterkerk werd van 1912 tot 1914 onder leiding van rijksbouwmeester Knuttel gerestaureerd, waarbij een 19e-eeuwse tussenvloer werd verwijderd. Bij die gelegenheid werden onder de vloer van het priesterkoor fragmenten van renaissancesculpturen aangetroffen.  Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kerk gevorderd, eerst door de Duitse bezetters, daarna door de Amerikaanse bevrijders en tenslotte door Het Nederlandse Beheersinstituut. In 1947 werd de kerk bij het Rijkslandbouwproefstation gevoegd.

    Het Maastrichtse proefstation, dat zich aanvankelijk alleen bezighield met agrarisch onderzoek voor Zuid-Nederland, kreeg in de loop van de 20e eeuw nieuwe taken, zoals het landelijk meststof- en veevoederonderzoek, waardoor het gestaag moest uitbreiden. In 1953 werd een houten loods in de kerk geplaatst, waarin extra laboratoria werden ondergebracht. Het instituut bleef in de tachtig jaar dat het in Maastricht gevestigd was, altijd een buitenbeentje in de stad, mede door het gesloten karakter van het gebouw en doordat het personeel merendeels van buiten Limburg afkomstig was. Eind jaren 1970 werd het in fasen verplaatst naar Wageningen, dichter bij de Landbouwhogeschool Wageningen.

    De gemeente Maastricht nam het gebouw omstreeks 1980 (opnieuw) over van het Rijk. Van 1985-1990 werd de Kruisherenkerk benut als tijdelijke parochiekerk van de Sint-Servaasparochie, omdat de Sint-Servaasbasiliek niet beschikbaar was vanwege de grootscheepse restauratie en archeologische opgravingen in die kerk. De kerk was daarna enige tijd in gebruik als repetitie- en opslagruimte van Opera Zuid. Het kloostergedeelte was in die periode korte tijd gekraakt.

  • Kruisherenhotel Maastricht

    In 2000 verkocht de gemeente Maastricht het complex aan Camille Oostwegel, waarna het van 2003-2005 door SATIJNplus architecten werd gerestaureerd en verbouwd tot luxe designhotel onder de naam Kruisherenhotel Maastricht. Tijdens de officiële opening op 1 september 2005 vermeldde emeritus generaal-overste Rein Vaanhold van de Orde der Kruisheren in zijn toespraak dat de nieuwe bestemming, het bieden van gastvrijheid, aansluit bij die van het voormalige klooster. Voor de geslaagde verbouwing ontving het hotel in 2005 de Monumentenprijs van de Gemeente Maastricht (Victor de Stuerspenning). Interieurontwerper Henk Vos kreeg in hetzelfde jaar de European Design Award voor zijn inrichting van het hotel. In 2017 werd het hotel volgens de Europese Hotelclassificatie erkend als vijfsterrenhotel, het enige in Limburg.

  • Kloosterkerk en -vleugels

    Kloosterkerk

    De Kruisherenkerk is een drie-, eigenlijk tweebeukige kloosterkerk in Maasgotische stijl, gebouwd tussen 1440 en 1509. De gevels zijn opgetrokken uit Limburgse mergel op plinten van Naamse steen.
    In het interieur valt het deels beschilderde netgewelf op, dat in 1571 en waarschijnlijk opnieuw na het beleg van 1579 moest worden hersteld. De zuidbeuk is in feite geen echte zijbeuk, maar bestaat uit vijf ondiepe kapellen. In twee van die kapellen bevinden zich gestucte zijaltaren in Lodewijk XIV-stijl; in één ervan bevindt zich een grote wandschildering met taferelen uit de legende van Gertrudis van Nijvel. In de kerk bevinden zich verder gebeeldhouwde sluitstenen, kapitelen en consoles, enkele memoriestenen en diverse grafzerken.

    Kloostervleugels: straatzijde

    De vier kloostervleugels vormen, samen met de kloosterkerk, min of meer een vierkant tussen de straten Kruisherengang en Kommel. Een opvallend element daarbij zijn de rood-wit geschilderde raamluiken, die ook de dakkapellen met puntdaken een fleurig aanzien geven. Boven de deuropeningen van de west- en zuidvleugel bevinden zich frontons met het kruisherenkruis. Boven een deur in de oostvleugel bevindt zich een latei met opschrift “Rijks Landbouw Proefstation” in gotische minuskels.

    In de kloostergangen bevinden zich enkele interessante grafzerken. In de uitbouw van de zuidelijke kloostergang bedekt de 17e-eeuwse grafzerk van de familie Alards de vloer van de lavaboruimte. De zerk is waarschijnlijk van elders afkomstig, aangezien een wasgelegenheid een onwaarschijnlijk plek voor een teraardebestelling is.

  • Overige gebouwen bij Kruisherenklooster

    Hoewel het Kruisherenklooster een gaaf voorbeeld is van een laatmiddeleeuws klooster, zijn er toch (kleine) delen van het klooster verdwenen. Nog in 1962 werd bij een verbreding van de Kommel een 17e-eeuws poortje met hardstenen omlijsting en het wapen van de kruisheren afgebroken. Van het 17e-eeuwse poortgebouw (Kruisherengang 23, ook wel “Renaissancehuis” genoemd) is slechts een deel bewaard gebleven. Het huis in Maaslandse renaissancestijl heeft speklagen van baksteen en mergel, een trapgevel en hardstenen deur- en raamomlijstingen met kruisvensters. Aan de indeling van de noordgevel is te zien dat het onderdeel van een groter gebouw was. Ten oosten van dit pand verrees omstreeks 2004 een modern vormgegeven paviljoen van cortenstaal, “Casa Nova” genoemd, een ontwerp van SATIJNplus architecten. Beide panden zijn onderdeel van het Kruisherenhotel.

    Aansluitend liggen aan de Kommel enkele huisjes (alle rijksmonumenten) waarvan niet vaststaat of ze ooit deel uitmaakten van het kloostercomplex. Niet bekend is of er iets over is van de huizen, pachthoeven, tiendschuren en andere onroerende goederen, die ooit tot het bezit van de kruisheren behoorden. In de Belgisch-Limburgse plaats Herderen, waar de Maastrichtse kruisheren veel goederen bezaten, herinnert de Kruisherenstraat aan deze episode.

  • Overig Erfgoed

    Sacramentstoren

    Een opvallend kunstwerk in het koor van de Kruisherenkerk moet de fragmentarisch bewaarde sacramentstoren zijn geweest. Het gebeeldhouwde monument werd in 1561, of kort daarna, vervaardigd door de Luikse steenhouwer Guillaume de Jonckeu. Deze kreeg daarvoor de som van 200 Hornsche guldens (120 Brabantse guldens) uitbetaald. Stichter (feitelijk sponsor) was Nicolaas van der Straeten, deken van het Sint-Servaaskapittel en administrator van de proosdij van Meerssen. Deze werd in 1573 vóór de sacramentstoren begraven, in het graf van zijn grote vriend, de jezuïetenprediker Hendrik Denijs († 1571).

    De omstreeks 1913 onder de vloer van het koor aangetroffen brokstukken van de sacramentstoren zijn (deels?) bewaard gebleven in de LGOG-collectie van het Bonnefantenmuseum. Daaronder bevinden zich een zestal fragmenten van het Laatste Avondmaal, drie fragmenten van een staande engel in een nis en een zittende Lucas met een liggend kalf tussen zijn benen.

    Andere kunstvoorwerpen

    Mogelijk is een deel van het 15e-eeuwse koorgestoelte uit de Kruisherenkerk bewaard gebleven in een huis aan de Kommel. Uit de bewaard gebleven rekeningen van de kruisheren is bekend dat de lokale beeldsnijder Jan van Steffeswert tussen 1512 en 1516 meerdere houten beelden aan het klooster leverde. Daaronder bevonden zich Sint-Michaëlbeeld uit 1512 en een Mariabeeld uit 1515. De kans dat deze beelden nog bestaan lijkt gering. De schilderijen van de vier evangelisten, die de Maastrichts-Luikse schilder Jean-Baptiste Coclers in 1733 maakte voor het koor van de kerk, zijn eveneens spoorloos verdwenen.

    Een erfenis van een vroegere gebruiker van het gebouwencomplex, het Rijkslandbouwproefstation, is een houten beeldje van een kruisheer. Het beeldje stond vroeger op een kast in de kamer van de directeur, tegenwoordig in een nis in het koor.

    Boeken en manuscripten

    Van de tot in de tweede helft van de 16e eeuw door de kruisheren in Maastricht geproduceerde manuscripten en boekbanden zijn er meerdere bewaard gebleven. De in het eigen scriptorium geproduceerde handschriften werden door de kruisheren voorzien van fraaie, kalfsleren banden, versierd met stempels in reliëf. Op sommige daarvan prijkte hun embleem: een engel met een wapenschild met daarop het kruisherenkruis.

    In Maastricht vervaardigde handschriften worden onder andere bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. In die collectie bevindt zich een evangeliarium uit de eerste helft van de 15e eeuw, twee lectionaria uit de late 15e en vroege 16e eeuw en een samengesteld manuscript met het martyrologium van Usuardus, een necrologie van het Kruisherenklooster (begonnen in 1515) en diverse kloosterregels.

  • Kruisherenarchief

    Het 9,9 meter lange archief van de Maastrichtse kruisheren berust sinds 1882 bij het Rijksarchief in Limburg, tegenwoordig Regionaal Historisch Centrum Limburg (RHCL). Zo is vrijwel de gehele financiële administratie van het klooster bewaard gebleven, uniek voor dit deel van Europa. De kasboeken van 1450-1795 leveren een schat aan informatie over het reilen en zeilen van het klooster.

    De oudste en meest kwetsbare documenten worden, zuurvrij verpakt in Lexan, bewaard in een beveiligde en gekoelde kluis. Daaronder bevinden zich een zestigtal akten die voorafgaan aan de kloosterstichting (onder andere afschriften van de stichtingsakten van de kruisherenorde), de toestemmingsakten voor de Maastrichtse kloosterstichting (van de lokale geestelijkheid en de bisschop van Luik) en een groot aantal akten die betrekking hebben op onroerend goed dat door de kruisheren was verworven. In het kader van het nationale project Metamorfoze van de Koninklijke Bibliotheek wordt het kruisherenarchief vanaf 2015 geconserveerd en gedigitaliseerd.

    Het in de 19e eeuw bij toeval gevonden zegelstempel van de Maastrichtse kruisheren wordt eveneens bewaard in het RHCL. Het bevat een afbeelding van het hoofd van de lijdende Christus in een vierpas, met daaromheen een tekst.

Afbeeldingen geschiedenis Kruisherenklooster

Andere themapagina's